Biochemie van vertrouwen

Om als mens te kunnen functioneren hebben we een gezonde mate van vertrouwen nodig. Vertrouwen in onze medemensen, in onze partner, in onszelf, in de goede afloop van acties en gebeurtenissen, vertrouwen in de toekomst, in de politiek, in medici, in de wetenschap, in de aandelenkoersen, in  het universum, in God…  Aan de andere kant moeten we ook niet ten onrechte ergens op vertrouwen of teveel vertrouwen hebben in andere mensen of omstandigheden. Het is, zoals bij zoveel dingen, een kwestie van maat, van balans, van realiteitszin. Te veel vertrouwen maakt dat we onvoorzichtig zijn, te weinig vertrouwen zorgt er voor dat we te weinig durven ondernemen of zelfs passief worden. Dikwijls ontstaat het laatste doordat ons vermogen tot vertrouwen ooit deukjes heeft opgelopen, bijvoorbeeld door traumatische gebeurtenissen in onze jeugd of mislukkingen en teleurstellingen tijdens ons latere leven. Wanneer we heel erg belemmerd worden door gebrek aan (zelf)vertrouwen kunnen we hulp zoeken bij een therapeut die ons kan helpen om tot een gezondere, meer realistische houding te komen. Bijvoorbeeld door negatieve gedachtepatronen te veranderen. Therapieën waarmee dat heel goed kan zijn onder meer de cognitieve therapie en de rationeel -emotieve therapie.

Waarschuwingsorgaan amygdala ondermijnt vertrouwen

Vertrouwen is echter niet alleen een kwestie van onze geesteshouding. Fysiek biologische factoren kunnen heel veel invloed hebben op ons vermogen tot vertrouwen. Bijvoorbeeld kan een hyperactieve amygdala er voor zorgen dat angst en bezorgdheid ons vertrouwen ondermijnen. De amygdala is een amandelvormige kern van neuronen. We hebben er twee van die diep in de temporale kwab van de hersenen liggen en deel uitmaken van het limbische systeem. De amygdala verzamelt informatie die van verschillende zintuigen afkomstig is en koppelt die aan emoties, waardoor we in staat worden gesteld om wanneer dat nodig is snel te reageren op daadwerkelijke of vermeende bedreigingen. Wanneer we bijvoorbeeld ooit hebben besloten dat een onschuldig huisspinnetje gevaarlijk is, dan zet de amygdala ons meteen aan tot vluchten wanneer we zo’n beestje zien. De amygdala reageert ook op de gezichtsuitdrukking van soortgenoten zoals expressie van angst en woede, en is dus ook van invloed op het sociale verkeer.

Negatieve aard

Bij werkelijke bedreigingen is het handig dat we snel reageren, en dat maakt de amygdala tot een nuttig orgaan. De alertheid van de amygdala zorgt er echter wel voor dat we voortdurend beducht zijn voor gevaren of bedreigingen. En helaas zijn we niet uitgerust met een orgaan dat beschouwd kan worden als een krachtige antagonist of tegenhanger van de amygdala. Dat betekent wel dat we tamelijk negatief ingestelde wezens zijn, en dat positieve ervaringen minder invloed op ons hebben dan negatieve. De sociaal psycholoog Jonathan Haidt geeft in zijn boek ‘De gelukshypothese’ (Spectrum) enkele voorbeelden waar dat uit blijkt:

  • Bij interacties tussen gehuwden zijn er minstens vijf goede of constructieve handelingen nodig om de schade goed te maken die door elke kritische of vernietigende handeling is veroorzaakt.
  • Bij financiële transacties en kansspelen is het plezier van het winnen van een bepaald bedrag kleiner dan de pijn bij het verliezen van hetzelfde bedrag.

Haidt voegt er aan toe: ‘Steeds weer ontdekken psychologen dat de menselijke geest sneller, sterker en volhardender op slechte dingen reageert dan op een gelijke mate van goede dingen. We kunnen onszelf niet dwingen alles als goed te zien, omdat onze hersenen zijn gefocusseerd om te reageren op bedreigingen, gewelddaden en tegenvallers. Zoals de voormalige Amerikaanse president Benjamin Franklin zei: ‘We zijn niet zo gevoelig voor goede gezondheid als voor de minste ziekte’.’

Vertrouwenshormoon

Wanneer we negatief ingesteld zijn is dat natuurlijk ook van grote invloed op onze verwachtingen ten aanzien van onszelf, andere personen, en gebeurtenissen. Oftewel, ons negativisme zorgt er ook voor dat we niet zo heel goed van vertrouwen zijn. Volgens Haidt is er echter wel wat te doen aan die negatieve inslag. Hij beveelt vooral meditatie aan om onze amygdala weer tot rust te brengen. En ook mindfulness schijnt goed te helpen, zo blijkt uit studies. De laatste tijd komt echter uit de farmacologische hoek ook goed nieuws over hoe via de hormoonhuishouding de amygdala tot rust gebracht kan worden en het vertrouwen opgevijzeld. Het schijnt namelijk dat het hormoon oxytocine de activiteit remt in het rechter deel van de amygdala, waardoor emoties van angst en bezorgdheid worden getemperd en vertrouwen toeneemt. Omdat oxytocine ook zorgt voor een zwakkere reactie bij het zien van angstige of boze gezichten wordt de toepasbaarheid bij sociale angst ook al onderzocht, en de eerste resultaten zijn positief.

Vrouwelijk en mannelijk knuffelhormoon

Oxytocine is een lichaamseigen hormoon en neurotransmitter en wordt geproduceerd in de neurohypofyse. Decennialang stond het bekend als zwangerschapshormoon vanwege de rol in de bevalling en bij het op gang brengen van de borstvoeding. Omdat het ook een belangrijke rol speelt bij de mate van binding die de moeder met haar baby voelt, wordt het ook wel knuffelhormoon genoemd. Knuffelen, vrijen, en sociale interactie verhoogt de productie.

Knuffelen

Een hoog oxytocinegehalte wordt geassocieerd met een gevoel van vertrouwen en verbondenheid, geeft een hogere weerbaarheid tegen stress, en helpt om angst te onderdrukken. Bij kinderen met autisme verbetert oxytocine de hersenfunctie zo bleek uit een studie van de Yale School of Medicine. In weer een andere studie bleek dat proefpersonen die oxytocine toegediend hadden gekregen veel vrijgeviger waren dan proefpersonen die een placebo hadden gekregen. In een onderzoek in Duitsland bleken mannen net zo gevoelig te worden als vrouwen wanneer ze via een neusspray oxytocine kregen toegediend.

De mannelijke tegenhanger van het toch tamelijk vrouwelijke oxytocine is vasopressine. In een onderzoek in Jeruzalem werd vastgesteld dat proefpersonen die een gen bezaten waardoor zij meer vasopressine aanmaakten, vrijgeviger waren. Net als bij de oxytocine dus. Bij een ander onderzoek werd vastgesteld dat de productie van vasopressine bij diersoorten die monogaam zijn veel hoger was dan bij diersoorten die polygaam of promiscue zijn. Mogelijk wijst dit er op dat vasopressine net als oxytocine een bindende werking heeft. Vasopressine schijnt ook ongeveer dezelfde invloed te hebben op de amygdala als oxytocine (1), en kan dus ook helpen om ons vertrouwen te versterken.

Een onsje meer

In deze moeilijke tijden van polarisatie kan de wereld best wat meer vertrouwen gebruiken. We zijn geneigd om zuinig te zijn met vertrouwen en dus mag het best een onsje meer zijn. Op individueel niveau kunnen er wat aan doen. Therapieën, mediteren, knuffelen, vrijen, en sprayen kan helpen wanneer we moeite hebben om de politiek te vertrouwen, we medici en wetenschappers wantrouwen wat betreft het bestrijden van de corona pandemie, we last hebben van sociale angst, we bang zijn dat onze partner vreemd gaat, wanneer we lijden aan xenofobie, en wanneer we vrezen dat de economie zal instorten of dat er geen leven na de dood zal zijn. Wel alles met mate natuurlijk, want het risico dat we al te goed van vertrouwen of te vrijgevig worden ligt op de loer. 😉

Noten:
1. The role of oxytocin and vasopressin in central nervous system activity and mental disorders Pubmed Psychiatr Pol. 2012 Nov-Dec;46(6):1043-52

2 gedachten over “Biochemie van vertrouwen

    1. Dank je Astrid. De info die ik gebruik is wel redelijk gemakkelijk te vinden hoor. Ik vind het altijd leuk om dingen te combineren, verbindingen te leggen die doorgaans niet worden gelegd.

      Grappig dat jij dit al zo vond! Volgens mij zou het artikel op de hoofdpagina ‘Minder angst en onzekerheid door ACT’ je ook aan kunnen spreken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.