Vrijheid is een groot goed. Een mens wil de regie voeren over zijn eigen leven zonder al teveel belemmeringen van buitenaf. Vandaar dat er in de geschiedenis van de mensheid heel veel strijd tegen onderdrukking en voor vrijheid is gevoerd. In hoeverre zijn wij echter zelf vrij van interne belemmeringen. Zijn we willoze slaven van biologische processen, remmingen, verslavingen, gedragspatronen en automatismen?
De vrije wil bestaat niet. Wij zijn ons brein. Dit zijn de veelzeggende titels van boeken van de hand van neurowetenschappers Victor Lamme en Dick Swaab, die de afgelopen decennia zijn verschenen. In beide boeken wordt betoogd dat de menselijke vrije wil niet bestaat. Deze opzienbarende mening deed aardig wat stof opwaaien in het wetenschappelijke wereldje en in de media. Beide auteurs worden regelmatig aangehaald als referentie. Het tegengeluid dat er ook was kwam in de media minder aan bod. Inmiddels is er echter onder wetenschappers een stevige tegenwind opgestoken. Zo schreef neurowetenschapper Herman Kolk het boek ‘Vrije wil is geen illusie’, en schreef hoogleraar cognitiefilosofie Marc Slors het boek ‘Dat had je gedacht’. De laatste poneert in zijn boek de stelling: hersenwetenschap verandert onze kijk op de rol van bewustzijn, maar zegt zo goed als niets over de vrije wil.
Ook Daniel Dennett (1942), filosoof, cognitiewetenschapper en hoogleraar aan Tufts University, plaatst zich in een interview met Nemo Kennislink in 2016 bepaald niet achter de boektitels van Swaab en Lamme. “Lamme en Swaab hebben een te simpele voorstelling van wat vrije wil is. Ze hebben het over de afwezigheid van oorzaak en gevolg van een beslissing. Ze zeggen dan dat onze acties en beslissingen niet het gevolg zijn van onze intenties, maar al ver van tevoren te voorspellen zijn.
Als Lamme en Swaab alleen zeggen: ‘er is geen onveroorzaakte oorzaak’, dan hebben ze gelijk. Maar dat heeft niets te maken met of we vrije wil hebben of niet. Deze neurowetenschappers verwijzen naar experimenten waarbij sommige door ons zelf-geïnitieerde acties enkele seconden van tevoren te voorspellen zijn. Dat is natuurlijk interessant, maar het betekent niet dat we geen vrije wil hebben.”
Testje van Libet
Aanhangers van de gedachte dat de vrije wil niet bestaat baseren zich meestal op een experiment van de Amerikaanse neurofysioloog Benjamin Libet. Dit experiment kwam er op neer dat proefpersonen was gevraagd om hun vinger te bewegen wanneer zij daartoe de tijd rijp achtten. Tevens moest de proefpersoon aangeven op welk moment hij het eerst de aandrang voelde om te gaan reageren. Deze subjectieve schattingen bleek nu gemiddeld 300 milliseconden later te komen dan de vroegste hersenactiviteit die met behulp van de Readiness Potential van het EEG was gemeten. Hieruit kon worden afgeleid dat een halve seconde voordat een bewust besluit wordt genomen de hersenen deze al initieerden. Met andere woorden, het lichaam was al in gereedheid gebracht om de vinger te bewegen voordat er een bewust besluit was genomen om dit te doen. Reuze handig natuurlijk want dat betekent dat je snel in staat bent om te handelen op het moment dat je definitief besluit om de handeling te verrichten. Libet en andere wetenschappers verbonden aan deze bevinding echter ook de zeer vergaande conclusie dat onbewuste (automatische) processen zoveel invloed hebben op ons handelen dat we amper tot handelingen komen ten gevolge van bewuste intenties en beslissingen. En dus, zo luidt de eindconclusie, beschikken we niet over een vrije wil. Een experiment en een interpretatie die de complexiteit van het menselijk gedrag nogal ingrijpend simplificeren.
Geen wonder dat talrijke wetenschappers de waarde van het experiment, en vooral de interpretatie daarvan, betwijfelen en aanvechten. In Nederland zijn dat onder meer Marc Slors, Herman Kolk, en hoogleraar filosofie Herman Philipse. Philipse drijft zelfs regelmatig de spot met de denkbeelden van Swaab en Lamme omtrent de vrije wil. Philipse geeft trouwens ook aan dat hij gelooft dat er wel individuele verschillen bestaan in de mogelijkheid om de vrije wil te gebruiken. De ene persoon zal meer moeite hebben met het veranderen van gedrag, bijvoorbeeld het stoppen met roken of alcohol, dan de ander. Stoppen met een schadelijke of ongewenste gewoonte is volgens Philipse ook een mooi bewijs voor de vrije wil want hij geeft als definitie van vrijheid: ’Vrijheid is het vermogen om op grond van redenen je gedrag te veranderen’. Volgens deze definitie kunnen we het omstreden testje van Libet dus ook laten zijn wat het is, en kiezen voor de gedachte dat de mens een vrije wil heeft wanneer hij op grond van redenen zijn gedrag kan veranderen. Vragen die daarbij aan de orde komen zijn onder meer: verhindert ons brein ons om te veranderen? Zijn er andere mechanismen die ons verhinderen om ons gedrag te veranderen?
Plasticiteit hersenen
De eerste vraag is op grond van de huidige stand van de wetenschap gemakkelijk te beantwoorden. Ons brein verhindert ons niet om te veranderen omdat het geen statisch geheel is maar juist tamelijk plastisch. De organisatie van onze hersenen kan veranderen als gevolg van als gevolg van ontwikkeling, leren of ervaring. Dit wordt neurale plasticiteit genoemd. Zelfs na hersenletsel kan neurale plasticiteit er aan bijdragen dat er herstel optreedt doordat functies van beschadigde hersendelen worden overgenomen door andere delen. Ook qua structuur zijn hersenen echter plastisch, zo is uit diverse recente onderzoeken gebleken. Bijvoorbeeld zijn er onderzoeken gedaan naar de invloed van mindfulness meditatie op de hersenstructuur. In deze studies werd gebruik gemaakt van MRI scans om de structuurveranderingen vast te stellen. Zo werd in 2011 een onderzoek gedaan aan de Universiteit van Giessen naar de effecten van een mindfulness training van 8 weken op de hersenstructuur. Op grond van de MRI-beelden werd bij de deelnemers een toegenomen dichtheid in de grijze materie in de hippocampus vastgesteld, waarvan bekend is dat het belangrijk is voor leervermogens en geheugen, en in de structuren geassocieerd met zelfbewustzijn, mededogen en introspectie. De door deelnemers gerapporteerde vermindering van stress werd ook gecorreleerd met een verminderde grijze materie dichtheid in de amygdala, waarvan bekend is dat het een belangrijke rol in angst en stress te speelt. Met andere woorden: ook als we zoals Swaab schrijft ons brein zijn, dan kunnen we nog steeds veranderen.
Bij de beantwoording van de tweede vraag, of er andere mechanismen zijn die verandering van gedrag belemmeren, stuiten we op onder meer de volgende zaken.
Overlevingsgedrag/instinctmatig gedrag.
In ons biologische systeem heeft de overlevingsdrang vanzelfsprekend de hoogste prioriteit. We zien dat bijvoorbeeld wanneer we schrikken. We schieten dan meteen in de vlucht- of vechtreactie; ons hele fysieke systeem wordt acuut en automatisch in gereedheid gebracht om tot actie over te gaan. Een mooi voorbeeld is een filmpje dat een tijdje op de sociale media circuleerde. Op straat loopt iemand die verkleed is als pop. Hij tikt een voorbijganger die hem nog niet gezien heeft op zijn rug. Deze draait zich om, schrikt, en slaat meteen toe. Tijd om na te denken is er niet, het lijfsbehoud staat voorop, van vrije wil is, tenminste tijdens de handeling, geen sprake. Wanneer er wel tijd is om na te denken zullen gedachten echter ook allereerst gericht zijn op voordelen voor het eigen ik; naar wat voor onszelf, ons voortbestaan en ons welzijn belangrijk is. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit de piramide van Maslow. In de basis van de piramide staan de persoonlijk lichamelijke behoeften en behoefte aan veiligheid en zekerheid. Wanneer daar aan wordt voldaan ontstaat er ruimte voor sociaal contact, de uitwisseling van ervaringen, gevoelens en gedachten met anderen. Een treetje hoger staat de behoefte aan waardering en erkenning. En bovenin de piramide vinden we de zelfontplooiing.
In feite neemt de persoonlijke vrijheid toe in de hogere lagen van de piramide, daar waar we in enige mate loskomen van de fysieke dwang tot zelfbehoud. Dit kan gedaan worden door de aandacht te richten op waarden die we wenselijk vinden voor ons leven.
Conditioneringen/ automatische gedachtepatronen
Gedurende ons leven kunnen we steeds meer gaan leven volgens ingesleten patronen. Dat is soms comfortabel maar wanneer we leven op de automatische piloot beperken we onze mogelijkheden om telkens weer vrije keuzes te maken en nieuwe ervaringen op te doen. De volgende Boeddhistische spreuk drukt het treffend uit.
‘Streef een ongebonden geest na, van onderen van boven en er dwars doorheen. Hoe we op situaties reageren wordt vaak bepaald door onze gebruikelijke denkpatronen. Zolang die patronen bestaan, reageren we keer op keer op de zelfde automatische manier. De herkenning van onze geconditioneerde gedachten is de eerste stap om de cyclus te stoppen en door onze zelfopgelegde banden te breken en op die manier het pad te openen naar verbeelding, emotionele vrijheid, persoonlijke vervulling en geestelijke verlichting.’
Het pad naar verbeelding, emotionele vrijheid, persoonlijke vervulling en geestelijke verlichting ligt open wanneer we los weten te komen van ingesleten patronen. Dat vereist oefening en is niet altijd gemakkelijk. Niet alleen omdat we ons veilig voelen (tweede laag piramide Maslov) bij het herhalen van (schijnbaar) succesvol gedrag, maar ook omdat het lastig is om denkpatronen te veranderen. Zeker wanneer we dat proberen te doen met onze wil. Een nieuw inzicht hieromtrent wordt ons geleverd door de Acceptance and Commitment Therapy (ACT). ACT is een nieuwe vorm van psychotherapie die haar wortels heeft in de cognitieve gedragstherapie en gebruik maakt van Boeddhistische inzichten en technieken zoals bijvoorbeeld mindfulness. Steven Hayes, één van de grondleggers van ACT, schreef het boek ‘Uit je hoofd in het leven’ (2). De titel zegt meteen veel over de inhoud; wanneer je de invloed van je gedachtepatronen vermindert ontstaat er meer ruimte om te leven. Een fors deel van het boek is besteed aan hoe we iets kunnen doen aan automatische (vaak negatieve) gedachtepatronen die ons doen lijden en onze vrijheid beperken. De methode die gebruikt wordt om de invloed van automatische gedachtepatronen te verminderen wordt cognitieve defusie genoemd. Dit betekent dat de cursist, het is een werkboek, leert om zijn gedachten zonder oordeel waar te nemen en zonder iets met die gedachten te doen (mindfulness). Een gevolg daarvan is dat de cursist meer afstand tot zijn denken kan gaan ervaren; hij leert dat hij gedachten heeft en niet zijn gedachten is. Wat tot gevolg heeft dat de cursist zijn denken ook als minder dwingend gaat ervaren. Deze aanpak is van wezenlijk belang. Want wanneer we proberen om gedachten te onderdrukken, bevechten, verdringen, of weg te redeneren, dan worden die gedachten juist meer manifest en dus ook dwingender. Een bekend proefje waarmee dit vastgesteld kan worden gaat als volgt. Ga eens tien minuten op een rustig plekje zitten. Geef jezelf de opdracht om gedurende die tien minuten niet aan een ijsbeer te denken. Na tien minuten zal je tot de conclusie komen dat dit niet is gelukt. Doordat je jouw hersenen de opdracht gaf om niet aan een ijsbeer te denken, waren je hersenen voortdurend bezig om in de gaten te houden dat je niet aan een ijsbeer zou denken en dacht je dus voortdurend aan een ijsbeer.
Hetzelfde verschijnsel zal optreden wanneer je van jezelf niet meer mag denken aan seks met de buurvrouw of wanneer je niet meer van jezelf mag denken dat je een mislukkeling bent. Dat gedachteonderdrukking niet werkt is ook vastgesteld in wetenschappelijke studies. Dit verklaart ook waarom het zo lastig is om automatische denkpatronen en conditioneringen te veranderen. We dienen dat te doen op een wijze waar we niet aan gewend zijn, en dat vergt bovendien oefening. Mindfulness is hiervoor heel geschikt omdat het een vorm van meditatie is die ons doet ervaren dat gedachten niet ons handelen hoeven te bepalen, en dat we meer zijn dan ons denken. Dat meer zijn dan onze gedachten wordt binnen ACT aangeduid als het observerende zelf. Bohlmeijer en Hulsergen schrijven in hun boek Voluit leven (3) over het observerende zelf: ‘Het vermogen om gebeurtenissen te observeren die zich aan de persoon voordoen. Het observerende zelf heeft het vermogen gedachten, emoties, gedrag, fysieke gewaarwordingen en zintuiglijke prikkels (geluiden, voelen, zien) op te merken. Wanneer je in contact bent met het observerende zelf besef je dat je meer bent dan je gedachten, emoties, gedrag etc.’ Wie leert om meer gebruik te maken van het observerende zelf zal ook minder worden beïnvloed door automatische gedachtepatronen en conditioneringen, zo is de achterliggende gedachte.
Waardevol leven
Een andere belangrijke methode voor het verwerven van meer innerlijke vrijheid c.q. het ontwikkelen van de vrije wil wordt achterin het boek van Hayes gegeven. Nadat men eerst heeft geleerd om zich te bevrijden van het juk van de automatische gedachtepatronen en de conditioneringen wordt een nieuwe koers bepaald. Dit gebeurt door het formuleren van voornemens in de vorm van waarden. In het boek Voluit leven van Bohlmeijer en Hulsbergen wordt de volgende omschrijving van waarden gegeven: ‘Waarden zijn gekozen levensrichtingen. Het is geen doel met een eindpunt. Eerder een soort norm waarvoor je wilt gaan. Waarden kunnen met de tijd veranderen. Wanneer je leeft naar je waarden zal je merken dat je ontspanning ervaart. Wanneer je niet leeft naar je waarden kun je juist druk ervaren. Iets klopt er niet, je hart staat niet open.’ Hayes besteedt er in zijn boek een flink aantal bladzijden aan om uit te leggen wat waarden wel en niet zijn. Het voert te ver om daar binnen het bestek van deze tekst op in te gaan. Waar het hier om gaat is dat het formuleren van waarden er toe kan leiden dat we vanuit onze (relatief)vrije wil een levensrichting kiezen op tal van levensgebieden. Hayes noemt de volgende levensgebieden:
- Huwelijksrelatie, partner, intieme relatie
- Ouderschap
- Familieverhoudingen
- Vriendschap, sociale relaties
- Loopbaan, werk
- Onderwijs, opleiding, persoonlijke groei en ontwikkeling
- Recreatie en vrije tijd
- Spiritualiteit
- Burgerschap
- Gezondheid, fysiek welzijn
Bij de verschillende levensgebieden komen vragen aan de orde zoals bijvoorbeeld:
Vriendschap, sociale relaties: Vriendschappen vinden de meeste mensen waardevol. Wat voor vriend zou je willen zijn? Denk aan je meest intiemste vrienden en kijk of je erachter kunt komen hoe je je het liefst ten opzichte van hen zou manifesteren.
Ouderschap: Bedenk wat het voor je betekent vader of moeder te zijn. Hoe zie je jezelf het liefst in die rol? Ook als je geen kinderen hebt, kun je die vraag beantwoorden. Hoe zie je jezelf het liefst als steun en toeverlaat voor anderen in die rol?
Spiritualiteit: Onder spiritualiteit verstaan we niet per se georganiseerde religie, al hoort dat er zeker bij. Spiritualiteit is alles wat je helpt om je verbonden te voelen met iets wat groter is dan jezelf, met een gevoel van verwondering en de transcendentie in het leven. Daar vallen je geloof, je spirituele en religieuze praktijken en je relatie met anderen op dit gebied onder. Wat wil je het liefst betekenen in dit opzicht?
Gebruik maken van de kracht van voornemens
Het invullen van waarden kan ons enorm helpen om richting aan ons leven te geven. Intenties kunnen door ons gewenst gedrag krachtig ondersteunen, vooral wanneer we gebruik maken van ons voorstellingsvermogen. Neurowetenschapper Herman Kolk legt in zijn boek ‘De vrije wil is geen illusie’ uit dat situaties die we ons voorstellen net zoveel invloed op ons gedrag kunnen uitoefenen als een feitelijke situatie in het hier en nu. Hij schrijft hierover onder meer: ‘Allerlei onderzoeken wijzen erop dat het goed is om je dingen voor te nemen. Wanneer je je voorneemt om een kabelaansluiting voor de televisie te nemen en daar gebruik van te maken, is de kans dat je dat een tijdje later ook werkelijk doet groter dan wanneer je alleen de aanbiedingsfolder hebt doorgenomen. Wanneer je je voorstelt dat je hard werkt voor een examen en daardoor een goed resultaat behaalt, heb je meer kans op een goed cijfer. Een belangrijk element in het succesvol plannen van de toekomst is dat je je een concrete voorwaarde voorstelt waaronder je het gedrag zult vertonen: ‘Als ik morgenochtend weer zo’n pijn heb in mijn enkel, ga ik naar de eerste hulp om een foto te laten maken.’
Hayes legt in zijn boek ook uit dat het belangrijk is om niet al te star aan waarden vast te houden. Waarden dienen richting gevend te zijn en moeten geen nieuwe dwangmatigheid worden. Toch dienen we de consequenties van onze keuzes ook niet te beschouwen als een vorm van onvrijheid. Onlangs had ik hierover een interessant gesprekje met iemand die aangaf dat hij wanneer hij vrijwilligerswerk zou gaan doen, hij onvrij zou worden, want dan zou hij bijvoorbeeld ’s morgens op een bepaald tijdstip op moeten staan. Ik heb geprobeerd om hem uit te leggen dat het woord moeten hier beter vervangen kan worden door ‘de natuurlijke consequentie van een vrije keuze’.
Nieuwe automatismen voortkomend uit vrije keuzes
Natuurlijk zal de keuze voor een richting in ons leven ook wel weer nieuwe automatismen opleveren. Zeker in situaties die vragen om snelle beslissingen. Ter illustratie keren we even terug naar het filmpje van de man die de pop sloeg die hem op straat op zijn schouder tikte. Dat was een gespierde man, iemand met het uiterlijk van een vechtsporter. Mogelijk dus ook iemand die er ooit voor gekozen heeft om zich te verdedigen wanneer hij aangevallen zou worden en die de reflexen van de vechtsport in zijn systeem heeft geprogrammeerd. Hij kiest er op het moment van de actie niet bewust voor om te slaan, maar heeft er wel vanuit vrijheid voor gekozen om vechtsport te gaan beoefenen. Een boeddhistische monnik zou in dezelfde situatie waarschijnlijk een totaal andere reflex hebben vertoond.
Dit omdat hij ooit vanuit zijn vrije wil voor een pacifistische levenshouding heeft gekozen. Hij zou zich wellicht gewoon omkeren om te zien wie hem op de schouder tikt. Beide heren vertonen echter automatische reacties die worden beïnvloed door de vrije keuze van een levensrichting. Reflexen altijd te beschouwen als onvrij handelen is derhalve net zo’n misvatting als te vinden dat het moeten is wanneer je op een bepaald tijdstip op gaat staan om vrijwilligerswerk te gaan doen. Het hebben van intenties en het invullen van waarden zal nieuwe automatismen veroorzaken, maar die zijn dan wel gebaseerd op vrije keuzes.
Relatieve vrijheid als kiem voor grote vrijheid
ACT is inmiddels een geaccepteerde en volwaardige handleiding voor een vrijer leven. Het onderdeel mindfulness wordt door velen beoefend. Wetenschappelijke studies tonen aan dat ACT bevrijdend kan werken en kan leiden tot een waardevoller leven. Hayes schrijft hierover in de laatste bladzijden van zijn boek: ‘Tot dusver bekrachtigen alle studies het positieve effect van ACT en leveren alle onderzoeken naar veranderingsprocessen die we kennen steun aan de theorie die aan ACT ten grondslag ligt. In enkele van deze onderzoeken heeft men ACT vergeleken met andere goed ontwikkelde en empirisch onderbouwde methoden. In bijna alle tot dusver gepubliceerde vergelijkingen doet ACT het goed of (in sommige gevallen) beter dan bestaande methodes die als effectief bekend staan.
Tot dusver zijn er positieve gecontroleerde resultatenonderzoeken gedaan op het gebied van angst, stress, obsessief-compulsieve en OCD-spectrum stoornissen, depressie, roken, drugsgebruik, stigma’s en vooroordelen, chronische pijn, bereidheid om nieuwe werkwijzen te leren, het vermogen om nieuwe werkwijzen te leren, het omgaan met psychose, diabetes, kanker en epilepsie, en burn-out bij werknemers’.
Mensen kunnen dus wel degelijk veranderen. Ze kunnen bijvoorbeeld beter leren omgaan met dwangmatigheid, verslavingen, vooroordelen herzien, en ziekten beter leren verdragen. Zijn we dan toch niet enkel een pakketje genen en hersencellen? Kunnen we dan toch onze relatieve vrijheid benutten om een grotere vrijheid te verwerven? Het lijkt er op en dat is waarschijnlijk maar goed ook. Want zo blijkt uit een door Herman Kolk aangehaald onderzoek van T. Wolfe, mensen die niet in de vrije wil geloven gedragen zich minder sociaal. …. ‘Zo is aangetoond dat het lezen van een tekst van een bekend hersenonderzoeker, waarin met de vrije wil de vloer wordt aangeveegd, proefpersonen stimuleerde tot spieken tijdens het tentamen of het achteroverdrukken van geld, terwijl bij proefpersonen die een tekst hadden bestudeerd waarin de vrije wil juist werd verdedigd die neiging veel minder sterk was. Voortbordurend op dit onderzoek toonde Baumeister aan dat het lezen van teksten gericht tegen de vrije wil ertoe leidde dat proefpersonen zich minder vaak bereid verklaarden anderen te helpen. In een tweede experiment liet hij zien dat zij zich, na het lezen van zulke teksten, ook minder vaak inschreven voor een vrijwilligersproject. Proefpersonen handelden, zo bleek in een derde experiment, ook agressiever tegenover andere deelnemers: ze deden vaker scherpe pepersaus op het eten dat zij voor een andere proefpersoon moesten klaarmaken, terwijl hen verteld was dat deze niet van scherpe saus hield’. Hmm, een betere wereld begint dus met het geloven in je vrije wil. Tja, dat lijkt logisch.
Noten:
- https://www.nemokennislink.nl/publicaties/de-vrije-wil-natuurlijk-bestaat-die/
- Uit je hoofd in het leven. Steven C. Hayes. Uitgeverij Nieuwe Zijds. ISBN 9789057122279
- Voluit leven. Ernst Bohlmeijer, Monique Hulsbergen. Uitgeverij Boom. ISBN 9789085066866
Gepubliceerd Volzin Magazine september 2013, herzien 5 januari 2022
Vrije wil….zeker weten hebben we die.